Verbos indispensables en Holandés

AbrazarOmhelzen
AbrirOpenen
Acceder a InternetOnline gaan
AceptarAanvaarden
AlquilarHuren
Amar, gustarHouden van
ApagarUitzetten
Aparcar, estacionarParkeren
Aprender, enseñarLeren
ArreglarHerstellen
AyudarHelpen
Bajar de (un tren o un bus)Uitstappen
BeberDrinken
BesarKussen
Buscar ?? zoeken
CaerVallen
CambiarVeranderen
CaminarWandelen
CantarZingen
Cargar una bateríaEen batterij opladen
CerrarSluiten
Cerrar con llaveOp slot doen
CharlarBabbelen
Cocinar, hervirKoken
ComenzarBeginnen
ComerEten
Cometer un errorEen fout maken
ComprarKopen
ConducirRijden
Consultar con un médicoNaar de dokter gaan
CorrerLopen
Creer ?Geloven ?
Dar [A] a [B][A] aan [B] geven
Deber dineroGeld verschuldigd zijn
DecidirBeslissen
Decir ?? zeggen
DescansarRusten
DespertarWakker worden
DevolverTeruggeven
Devolver una llamadaTerugbellen
DivertirsePlezier hebben
DolerPijn voelen
DormirSlapen
DucharseEen douche nemen
ElegirKiezen
EmpujarDuwen
EncenderAanzetten
Encontrar (alguien), conocerOntmoeten
Encontrar (objeto)Vinden
EnojarseKwaad zijn
EntenderBegrijpen
Entender malVerkeerd verstaan
EntrarBinnengaan
Enviar [A] a [B][A] naar [B] sturen
EscribirSchrijven
EscucharLuisteren
Esperar (alguna cosa o a alguien)Wachten
Esperar (con esperanza)Hopen
Estar atrasadoVertraging hebben
Estar autorizadoToegestaan zijn
Estar cansadoMoe zijn
Estar de acuerdo con ?Het eens zijn met ?
Estar de piéStaan
Estar en (un lugar)Zijn in
Estar en desacuerdo con ?Het niet eens zijn met ?
Estar interesado en ?Geïnteresseerd zijn in ?
Estar preocupadoBezorgd zijn
EstudiarStuderen
ExplicarUitleggen
Extrañar, echar de menosMissen
GanarWinnen
Ganar dineroGeld verdienen
Girar, doblarDraaien
HablarPraten
HacerDoen
Hacer las maletasInpakken
Hacer negociosZaken doen
Hacer turismoBezienswaardigheden bezoeken
Hacer una llamadaTelefoneren
Hacer, construirMaken
ImprimirAfdrukken
InvitarUitnodigen
Ir a ?Gaan naar ?
Ir a casaNaar huis gaan
Ir a dormirGaan slapen
Ir a trabajarNaar het werk gaan
Ir al bañoNaar het toilet gaan
Ir de comprasGaan winkelen
JugarSpelen
Jugar al fútbolVoetballen
Jugar al ping pongPingpongen
LeerLezen
LimpiarSchoonmaken
LlamarNoemen
LlegarAankomen
Llegar a ser ?? worden
Llevar (ropa)Dragen
LlorarHuilen
MatarVermoorden
MentirLiegen
MirarKijken
Mirar la teleTV kijken
MorirSterven
MostrarTonen
NadarZwemmen
NecesitarNodig hebben
No tener dineroGeen geld hebben
OcurrirGebeuren
OdiarHaten
OírHoren
Oler bienLekker ruiken
Oler malSlecht ruiken
OlvidarVergeten
PagarBetalen
PararStoppen
PartirVerlaten
PedirVerzoeken
PelearVechten
PensarDenken
PerderVerliezen
Planear ?Van plan zijn om ?
Poder ?? kunnen
Poner en ?Plaatsen in ?
PreferirVerkiezen
Preguntar ?Vragen ?
Preocuparse por ?Zich zorgen maken om ?
PrepararVoorbereiden
Prestar, pedir prestadoLenen
ProbarProberen
ProbarProeven
Quedarse en ?Verblijven in ?
QuererWillen
RecibirOntvangen
RecordarHerinneren
ReírLachen
RepetirHerhalen
SaberWeten
Sacar una fotoEen foto nemen
SalirUitgaan
Salir de copasIets gaan drinken
SentarseZitten
SentirVoelen
Ser, estarZijn
Subirse a (un tren o bus)Instappen
SuponerVeronderstellen
TemerBang zijn
TenerHebben
Tener que ?? moeten
TirarTrekken
TocarAanraken
Tomar ?? nemen
Tomar un bañoEen bad nemen
TrabajarWerken
Trabajar duroHard werken
TraducirVertalen
TraerBrengen
TransbordarOverstappen
TransferirOverplaatsen
Usar (objetos)Gebruiken
VenderVerkopen
VenirKomen
VerZien
Ver una películaNaar de bioscoop gaan
ViajarReizen
VisitarBezoeken
Vivir en ?Wonen in ?
Volver, regresarTerugkeren